Een dagje ME
Door: Inge Willebrands (2 maart 2005)

 

Ik heb nu al ruim twee jaar ME, Myalgische Encephalomyelitis, beter bekend als CVS, Chronisch Vermoeidheids Syndroom. Als begindatum heb ik 1 januari 2003 genomen, maar omdat de ziekte nogal een vreemd verloop heeft zonder precieze symptomen is een exactere datum niet vast te stellen.

Maar wat betekend dat nu voor mij en mijn omgeving? De meeste die me kennen zal het niet eens opvallen. Ik ga gewoon naar feestjes en op mijn of Jeroen’s verjaardagsfeest blijf ik wakker tot de laatste gast is vertrokken.

Wat is er aan mij te zien? Tja, ze is wat dikker. Ze zit wel erg vaak. Soms is het moeilijk met haar te praten, ze lijkt dan wat afwezig. Ze vergeet wel erg vaak iets.

Komt het bekend voor? Nou, dat is het dan, het enige wat iemand aan me kan zien of merken. Maar dat betekent niet dat er niets mis is met me. Dat is soms moeilijk uit te leggen, daarom probeer ik mijn leven een beetje op papier te zetten.

 

Opstaan

 

De dag begint altijd met opstaan. Ik werk op maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag vanaf 8.30u. Daarom zet ik mijn wekker op 7.00u., met de planning om rond 8.00u. in de auto te stappen.

Mijn wekker gaat en ik wordt (een beetje) wakker. Met veel moeite probeer ik mijn arm op te richten om die sluimerknop te vinden. Vaak duurt het enkele minuten voor mijn arm daar ook werkelijk zin in heeft. Alsof mijn arm tien keer zo zwaar is geworden druk ik de knop in. Ik probeer mezelf dan zo goed mogelijk wakker te houden in de hoop dat ik eens op tijd op mijn werk kan komen. En jawel, daar gaat mijn wekker weer, al negen minuten voorbij. Weer komt het gevecht om mijn arm de goede richting in te slingeren. Gelukkig heb ik mijn wekker op radiostand staan, dan heb ik in ieder geval nog wat te luisteren tijdens mijn worsteling om wakker te worden. De knop is nog niet behaald of … weer de wekker. Alweer negen minuten voorbij? Daar gaan we dan maar weer. Arm omhoog, knop indrukken. Ik probeer wat rechter op te gaan zitten. Ik wist niet dat ik zoveel woog. Tien man houden mijn benen vast en het gevoel in mijn armen ben ik weer kwijt. Leuk liedje. O wacht, dat is mijn wekker. Kom op arm, nog één keertje? Knop in en weer muziek. Oké, ik ga er al uit. Weer een stukje hoger. Het gevoel in mijn arm heb ik in ieder geval terug, het naar de knop gaan gaat al stukken sneller. Ik druk de sluimerknop in en slinger mijn benen met moeite over de rand. Nu mijn hoofd. Jeetje, wat hebben ze daar nou weer in gedaan, lood? Zo, nog een klein stukje, ik zit. Eerst die wekker uit. Wat? Al vijf over acht? Sloffen aan en naar beneden dan maar.

Nee, dit heb ik niet eens in de zoveel tijd, maar elke dag. Elke dag begint het gevecht weer om mijn lijf onder controle te krijgen. En dan is de dag nog niet eens begonnen.

 

Werk

 

Ik kom uiteindelijk meestal vijf minuten te laat op mijn werk. Ook alleen maar omdat ik geen drukke wegen hoef te trotseren.

Eerste werk, naar Jos z’n kantoor. Daar liggen de dagstaten en eventueel verder werk dat ik moet doen al klaar. Papieren pakken en naar mijn kantoor. Makkelijker gezegd dan gedaan, want mijn kantoor ligt op de eerste verdieping. Tree voor tree beklim ik de trap alsof het Mount Everest is. Zwaartekracht lijkt speciaal voor mij wat zwaarder te zijn geworden. Met wat puffen en zuchten trek ik mijn been op de volgende trede en ik ben boven. Achter mijn computer gaat het goed. Ik zit, voer de getalletjes van de dagstaten in op de computer en print wat nodig is uit. Eigenlijk doe ik geen moer. Ja, ik werk wel, maar je kan nou niet zeggen dat het invoeren van getalletjes nou zo moeilijk of zwaar is. Toch lijkt het na een uurtje of anderhalf alsof ik al tien uur non-stop vastgelijmd zit achter mijn beeldscherm. Langzaam beginnen de cijfers en letters door het beeldscherm te zweven. Ik probeer de draad weer op te pakken na een bekertje water, maar dan betrap ik mezelf starend naar een papiertje op mijn bureau. Ik probeer het te lezen, maar het lijkt wel alsof ik na elk gelezen woord in slaap val. Ik word ‘wakker’ en er is weer een minuut voorbij. Dat is voor mij het teken dat ik lang genoeg heb gewerkt. Ik neem mijn boeltje en ga weer naar huis.

Na een ‘lange’ werkdag ga ik weer naar huis. En dan is het pas tien uur, soms half elf. Langer dan half twaalf heb ik het nog niet gered. En dan duurt de dag nog lang.

 

Douchen

 

Vaak douche ik me overdag. Na het werk als ik weer een beetje ben bijgekomen, op mijn vrije dag of in het weekend. ’s Avonds ben ik vaak veel te moe om me dan nog te moeten douchen. Douchen doe ik zittend. Ik heb er speciaal een kruk voor gekocht, omdat ik anders niet eens kán douchen.

Het douchen gaat niet bepaald makkelijk, ik moet echt van te voren goed nadenken wat ik nodig heb. Halverwege het douchen nog even opstaan en iets pakken is geen optie. Plannen maken om te douchen. Klinkt misschien een beetje vreemd, maar ik moet wel. Handdoeken in de buurt. Shampoo binnen handbereik. Moet ik me vandaag scheren? Dan heb ik mijn scheergel nodig, mesje. Nagels knippen? Nagelknipper. Welke douchegel wil ik gebruiken? Die moet dan op het onderste plankje. Wat trek ik straks aan? Dat moet vast op bed gelegd. De douchekop moet helemaal naar beneden, anders kan ik er straks niet meer bij.

Na al dat geregel plof ik op mijn krukje en ga me douchen. Met alles binnen handbereik ben ik snel klaar zonder al te veel moeite. Het afdrogen doe ik wel staand, maar als ik echt bekaf ben doe ik dit ook zittend, al gaat dat dan niet makkelijk.

Na het douchen ben ik vaak weer zo moe dat ik op bed ga liggen en in een oogwenk in slaap val.

 

Koken

 

Het koken wisselen we een beetje af. Wie zich het meest fit voelt, kookt. Koken gaat, ook als ik me goed voel, niet zoals normaal. Ook hier heb ik een krukje. Koken moet staand, anders kan je niet in de pannen kijken, maar tussen het omschudden of roeren kan ik even uitrusten.

Voor het voorbereiden van het eten is ook weer een plan nodig. Wat heb ik straks nodig. Vlees, boter, groente, aardappels (in welke vorm dan ook), saus, fruit, noem het maar op. Alles zet ik voor het koken op het aanrecht. Want dan komen de klusjes die zonder zitten even overbrugt moeten worden. Vlees snijden, groente snijden, al het voorbereidende werk dus. Na die voorbereidingen ga ik even zitten en verzamel de moed om van die rauwe zooi een maaltijd te creëren.

En dan zeggen ze dat de energie die je in het bereiden van het eten stopt, het eten lekkerder maakt. Nou, dan kook ik toch op vijf sterren niveau.

 

Verjaardag

 

Naar verjaardagen gaan doe ik graag. Het is gezellig en je spreekt nog eens wat mensen. Het fijne aan die verjaardagsfeestjes is dat ik weg kan op elk moment. Als ik te moe wordt kan ik gaan. Dat is op een eigen feestje niet zo eenvoudig.

Mijn verjaardag zit er weer aan te komen en daar ben ik me nu al voor aan het voorbereiden, twee weken van te voren. Ik maak een lijst van wie ik heb uitgenodigd en wie er al zeker komen. Zo kan ik al een beetje rekening houden met de hoeveelheid zitplaatsen die ik nodig ga hebben en hoeveel eten en drinken. Alles gaat op papier. Ik vergeet gewoon te veel en dan moet ik daar gewoon maar rekening mee houden. Ik maak vast boodschappenlijstjes en koop al een gedeelte niet-bederfelijk waar in, zo zal een probleem in ieder geval niet aan een tekort aan geld liggen. Dan komt de dag zelf in zicht, zaterdagavond. Vrijdag zorg ik dat ik niet veel meer hoef te doen. Na het werk nog een paar kleine boodschapjes, douchen en verder niets. Vroeg naar bed en zaterdag er niet te vroeg uit. Zaterdagochtend eerst de normale boodschappen en de laatste boodschappen voor het feestje. Dan naar huis en naar bed.

Als je denkt dat deze voorbereiding genoeg is om nu het feestje zonder kleerscheuren te doorstaan, heb je het mis. Ik slaap zondags uit en wordt wakker met een kater zonder dat ik gedronken heb. Mijn hoofd is zwaar, mijn maag weigert nog iets van mij aan te nemen en mijn benen zijn gaan staken. Zo gaat een hopeloze zondag voorbij. Is het nu dan over? Nee, nog steeds niet. Een week lang wordt ik wakker met het zelfde gevoel en overdag voel ik me niet veel beter. Vaak regel ik met mijn baas dat ik die week elke dag een uur later kom. In de hoop dat ik in dat ene uurtje genoeg energie heb verzameld om te kunnen werken.

Die week ‘ziek‘ zijn noem ik de boeteweek. Ik heb op één dag te veel energie verbruikt en daar moet ik boete voor doen. Maar voor sommige dingen heb ik dat er graag voor over. Ik kan toch moeilijk de rest van mijn leven thuis blijven en niets doen.

 

Slapen

 

Je zou denken, dat is makkelijk voor iemand die veel moe is, slapen. Maar nee, weer mis. Slapen is iets heel vermoeiends, tenminste, het in slaap vallen. Op het moment dat mijn lichaam gaat rusten hoeft mijn hoofd zich daar niet meer mee te bemoeien en begint het malen. Alles wat is gebeurt, bezig is en gaat gebeuren flitst door mijn hoofd. Dan bedenk ik voor elke situatie duizenden scenario’s. Maak plannen die ik moet gaan doen en bedenk wat ik ga zeggen tegen wie en waarom. Hele huizen verbouw ik in mijn hoofd, hele conferenties voer ik en alle problemen los ik op. En heeft dat nou resultaat? Nee, want de volgende morgen moet mijn lijf weer in actie komen en richt mijn hoofd zich daar weer op en ben ik de meeste ideeën weer vergeten. Ofwel, vermoeiend.

 

Zo zijn er heel veel momenten en dingen die anders gaan dan voorheen, maar dit zijn toch wel de meest belangrijke en veelvoorkomende problemen.